Zondag, eerste Pinksterdag, stond Reusel op het programma. Reusel is een plaatsje in Brabant, vlak aan de Belgische grens en het is nog best een eindje rijden vanaf hier. Maar als je voor het eerst begeleid wordt door iemand anders dan kerel, dan maakt die afstand niet zoveel uit, want dan heb je zóveel te bespreken dat de tijd vliegt. Helemaal als je begeleider voor die dag iemand is die Ans heet en een van je meest gewaardeerde collega’s van het Land van Ooit is. Kerel kon niet, maar dat was voor deze keer helemaal niet erg. Voor mijn gevoel waren we er binnen een Brabants kwartierke. En toen we eenmaal de wagen onder een boom geparkeerd hadden begon het avontuur. Waar kwamen we terecht?

We kwamen terecht in een schuur. Een schuur. En dan kijk je elkaar aan en dan schiet je in de lach, want Ans wist dat ik wel eens serieus een Dixi aangeboden heb gekregen als omkleedplek, dus mijn verlanglijstje qua omkleedplekken ís al niet heel lang en qua ruimte was het stukken beter dan Hilversum, maar… toch liet het te wensen over. Al was het maar vanwege het feit dat er continu gehaaste vrijwilligers in en uit liepen met dozen vol worstjes en hamburgers en flessen frisdrank en fusten bier die buiten door de bezoekers genuttigd werden. Maar ja, waar moest ik dan mijn spul uitladen? Mijn oog viel op de andere ingang van de schuur. Daarachter was een tuin met daarin een tuinstel onder een houten luifel. Ik keek Ans aan. Ans keek mij aan. Ik zag dat Ans mijn gedachten las. Je kan niet zomaar in iemands tuin gaan zitten schminken. Maar het zag er wel perfect uit. Daar zaten we uit de loop en ik had lekker alle ruimte en het was toch mooi weer, dus tja. Ik pakte de spullen op en liep de tuin in. Als het niet zou mogen hoorden we dat vanzelf. En het is niet dat ik echt helemaal uit hoef te kleden, want de legging met de benen van Penny en haar fijne onderkleding had ik ’s ochtends al aangetrokken. Je weet immers nooit waar je terecht komt.

Buiten was het heerlijk. Af en toe kwam er iemand voorbij gesjeesd, maar dat was steeds de eigenaar van de tuin niet. Blijkbaar was de eigenaar zo aardig geweest om zijn schuur (en dus ook de tuin) ter beschikking te stellen voor de vrijwilligers van het feest en nou ja, het beeld. Al schminkend en kletsend kwamen we erachter wat voor braderie het was. Van het geld dat die dag verdiend zou worden (dus o.a. de opbrengst van al die broodjes worst en hamburgers die ze stonden te bakken) zouden ze in februari de carnavalsprijzen bekostigen. Nou. Mooi toch of niet? Wat een wisselwerking!

De hele dag was prachtig. Ik had de perfecte plek op de hoek van een straat, in de loop, maar net uit de chaos van het horecaplein, waar iedereen heen en weer liep met handen vol bekers bier. En Ans kuierde daar tussendoor, van kraam naar kraam, tot het weer pauze was.

Het komt vaak voor dat, als ik mezelf heb aangeboden voor een markt of wat dan ook, dat de contactpersonen en gastheren en -dames in eerste instantie niet zo goed begrijpen wat je komt doen. Dat Penny in het professionele circuit meedraait zegt hun niet zoveel, want wie is Penny en wat is überhaupt het professionele circuit? Ik merk dan vaak dat het woord ‘gratis’ het meeste bereikt. Soms vinden ze het dan prima dat je je ook nog ergens om moet kleden, soms vinden ze dat dan weer heel erg lastig, want daar gaat dan weer kostbare tijd in zitten om dat te regelen. En dan kom je daar aan met je koffer en je kerel of je lieve Ans en dan moet je plek hebben en dan wil je ook nog ergens je werk doen en pffff, soms is het een heel gedoe en dan zit je daar, in hun ruimte, met je witte kop en je sponsjes en je gedoe. Maar als het kostuum aangetrokken is, de schmink goed zit en je voor het laatst in de spiegel kijkt, dan dringt vaak pas door wat je doet. En dan is het vaak dat er een soort muur wegvalt. Ze stellen zich open, beseffen dat jij ook hard werkt op jouw manier, dat het publiek het mooi vindt, dat er gelachen wordt, dat je bijdraagt aan een mooie dag. Meestal komen ze dan in de pauze met drankjes aanzetten en verandert de sfeer naar zeer gastvrij. Zo ging het in Reusel ook en van afschminken in, in dit geval, de schuur, wilde de gastheer niks hebben. Ik moest in de keuken. Want daar was het schoon en daar was ook warm water. En toen ik, na een hele leuke dag vol wederzijdse verwondering, weer terugkwam in de tuin, mijn pruik afdeed, rok uittrok, het jakje over de tuinstoel drapeerde en me richting keuken bewoog was daar de gastvrouw van het huis die zei: ‘Ge het nog wa in oeh nek vrouwke, geef de mijn dè sponsken is.’ En voor ik het wist hing ik over de gootsteen en werd ik als een varkentje gewassen door moeder de vrouw.  

Niet veel later sjokten Ans en ik door de straatjes van Reusel, op weg naar de auto. En keken we elkaar aan zoals we jaren geleden bijna iedere dag deden. En zonder woorden zeiden we: dit was een mooie dag.

Plaats een reactie