Och mijn arme huidje na vier dagen Penny, maar wat heb ik een avonturen beleefd! Gisteren zat ik op de markt in Gorinchem en dat had nogal wat voeten in de aarde. Dus hier alvast een bericht aan iedere gastheer- of vrouw die zich verontschuldigt voor de omvang van of de troep in het kantoor annex omkleedruimte: ik kan nu officieel zeggen dat ik ook wel eens op plekken kom waar níks, maar dan ook níks geregeld is. Dus het valt hoe dan ook mee bij u.

Hoe het geschiedde. Om op een markt te mogen staan moet je de marktmeester benaderen. Dat zijn doorgaans geen mensen die ooit met het fenomeen ‘levend standbeeld’ te maken hebben gehad in hun carrière. Dus dan hangt het er maar van af wat voor iemand het is en hoe of zijn pet staat op het moment dat je belt of je toestemming krijgt. De ene reageert heel leuk en meedenkend: ‘wat leuk, doe je dit vaker, heb je nog iets nodig aan omkleedruimte of zo?’ De ander reageert bedachtzaam: ‘eh, nou, jeetje, eh, even denken hoor, euh, ik weet het niet, mag ik je terugbellen?’ Dan is er ook nog het type marktmeester die eigenlijk belangrijkere dingen te doen heeft. ‘<zucht> Nou vooruit, kom maar.’ Klik tuut tuut.

Gelukkig was de marktmeester van Gorinchem een van het tweede type. Gelukkig zijn de marktmeesters van Dordrecht van het eerste type. En kon ik dus de marktmeester van Gorinchem vertellen dat, mocht hij meer willen weten, hij de marktmeesters van Dordrecht kon benaderen. Dus die belde niet veel later terug met groen licht, checkte of ik een vergunning had en hing vervolgens op. Precies op het moment dat ik hem wilde vragen of hij toevallig een plekje wist waar ik me om kon kleden. Wienk wienk. [Als u dit laatste niet begrijpt, lees gerust mijn vorige blog.] Dus ik dacht, als ik meteen terugbel zakt hij misschien weg naar type drie, dus ik wachtte even en toen ik even later terugbelde nam hij niet meer op. En dat was vrijdagmiddag.

Oké. Wat nu? Waarom moet ik in de ene stad juist wel een vergunning hebben om op te kunnen treden op de markt en waarom hoeft dat in andere stad juist niet? Waarom krijg ik in de ene stad een vergunning mee voor een heel jaar en in de andere stad maar voor één dag? Waarom moet ik in de ene stad drie maanden voor mijn optreden een vergunning aanvragen en waarom laat de andere stad überhaupt niks van zich horen na mijn aanvraag? Hoe krijg ik het voor elkaar om maandag (gisteren dus) éérst een vergunning aan te vragen en vervolgens op te kunnen treden op de markt? En dat graag zónder als Penny het stadhuis in te hoeven lopen.

Dit is hoe we het gedaan hebben. Kerel bracht me ’s ochtends naar het stadhuis. Daar kreeg ik de vergunning mee. En ik ga het nu NIET hebben over de dame die mijn aanvraag bekeek, met daarop de beschrijving van mijn act, daarna naar mijn kleren keek (ik had het kostuum al aan, dus de rok en benen van Penny kwamen onder mijn jas uit) en daarna diep zuchtte en weer naar het kopieerapparaat keek alsof ik al het zoveelste levende standbeeld was dat om een vergunning kwam bedelen. Ik ga het hebben over hoe we van A naar B gingen. Toen liep ik terug naar de auto. Daar deed ik mijn jas uit. Kroop naast kerel die tevreden wat mailtjes zat te beantwoorden op zijn telefoon. Ik klapte het handschoenkastje open, legde een handdoek over mijn schoot en begon me te schminken. Alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Dat er zowel links als rechts van ons auto’s stonden met daarin mensen die vol verbazing naar ons keken, open mond en alles, we deden gewoon alsof we ze niet zagen. Kerel deed alsof hij op zijn telefoon keek en ik deed ook alsof het heel normaal is dat een mens, in een auto, op een parkeerplek, op maandagochtend, haar hele gezicht dichtplamuurt met dikke witte verf. Maar ondertussen gaf kerel me natuurlijk een peptalk. Hij is gelukkig ook van de gekke dingen. Sterker nog, het kan hem niet gek genoeg. Laat hem maar in een strakke, zwarte leren broek gitaarspelen voor een paar duizend man.

Vervolgens bracht hij me naar de markt. Waar ik eerst, zittend in de auto, de marktmeester moest bellen. Die kwam al snel aan. En dan stap je dus uit, volledig in je beeldige tenue, hij wijst wat plekjes aan en vervolgens loop je erheen, klap je je boel uit, neem je afscheid van je vent en vervolgens zit je daar. En dan begint natuurlijk je rechteroog verschrikkelijk te tranen.

 

Als je iets meer dan een dag in de week doet raak je eraan gewend. Dat geldt ook voor dit werk. Je zit immers stil. Het ademen, de interactie, de trucjes om mensen stil te laten staan, het lang je ogen open houden, het zijn allemaal dingen die erbij horen. Dat er beestjes over je gezicht kruipen. Dat kinderen soms aan je zitten. Hoort erbij. Dat je weet dat pubermeisjes hele luidruchtige, gênante geluiden maken en, als je dan beweegt, tot pijnlijke oren aan toe beginnen te gillen en vervolgens elkaar aanvliegen. Dat zijn allemaal dingen waarvan je weet dat ze erbij horen. Maar als je een beetje openstaat, gewoon durft te kijken, dan zie je de meest wonderlijke dingen.

Ik zat namelijk vlakbij een kruispuntje op de markt, links van mij ging een pad naar de groente- en fruitkramen en rechts van mij stond een grote kraam met lappen, achter mij een kraam met kleding. Maar het paadje naar de groente was eigenlijk veel te smal. Er hoefde maar íemand met een scootmobiel, een fiets of een kinderwagen in te lopen en er was acuut file. Mensen reden elkaar tegen de schenen met karretjes en trollies, mensen vergaven elkaar, mensen kregen ruzie, mensen namen het voor elkaar op, mensen lieten elkaar vriendelijk passeren en daar tussendoor deed de groenteman met een wonderbaarlijk harde stem zijn best om van zijn aardbeien af te komen. En dan zat ik er ook nog. Dus het was me een gesjok en gehannes met als voordeel: als er ergens halverwege opstopping was, had ik meteen een kring van mensen om me heen. Iedere fiets in het smalle paadje leverde me zo drie, vier euro op.

En toen begon de dame van de kraam met de stofjes op eens haar stofjes op te rollen en in te binden terwijl ik net lekker op gang kwam. Mijn oog traande niet meer, de zon scheen op mijn rug. Heerlijk! Ik trok langzaam het laatje open waar mijn mobiel in lag. Bijna één uur. Kan gebeuren. Misschien is er iets waardoor ze eerder weg moet, naar de groothandel of zo. Of iets thuis. Ik maakte me niet zo druk. Maar toen begon de groenteman tegenover me opeens zijn aardbeien op een grote kar te hijsen! Wienk wienk. Kerel zou me op zijn vroegst om half 3 op kunnen halen. Excuus voor mijn taalgebruik, maar what the fuck!? Heel sneaky stuurde ik kerel een berichtje. Dat ik de komende twee uur als Penny door zou moeten brengen ergens in een portiek of in een café of in een winkel, daar zat ik niet echt op te wachten. Blijven zitten was geen optie, want al die kramen moesten ook weer leeggeruimd worden, de marktkooplui zouden met busjes de markt op komen rijden, gevolgd door de bezemwagen. Ik zag me daar al zitten. Bovendien begon het nog een beetje te miezeren ook. Gelukkig kwam kerel met een lumineus idee. Rituals. Natuurlijk! Daar schmink ik me als in de binnenstad van Gorinchem zit. Ik belde, legde de situatie uit en was meteen welkom voor een kopje thee. Maar toen dook meteen het tweede probleem op. Hoe kreeg ik onderstel, bureau, stoel, twee laatjes waarvan ééntje met al het muntgeld, de glazen inktpot èn de kwetsbare pennenveer mee naar de winkel? Ik moest het hele plein oversteken en een stuk door de hoofdstraat om er te komen. Nou ja. Een andere optie was er niet. Dus hup, in de benen. Dan maar twee keer lopen en op goed geluk wat spullen achtergelaten. Langs een vol terras. Alle reacties mogen incasseren. En toen nog een keer terug om de rest op te halen. Weer alle reacties. Maar goed. Eenmaal helemaal over heb ik ook daar nog even voor de winkel gezeten tot het begon te regenen en ik een goed excuus had om er de brui aan te geven.

Voor de kerel die vandaag zei dat hij zo (‘beetje zitten’) ook wel zijn geld wilde verdienen: weet u het heel zeker?

PS. Er kwam een dame naar me toe. Ze zei: ‘ik vind het heel mooi dat u hier zit, wat doet u dit goed, ik heb u al vaker gezien hier. U bent met uw professie een aanwinst voor de stad Gorinchem’. Dat was heel fijn, want je hebt nogal eens tijd om te piekeren, als je stil zit.   

 

Plaats een reactie