Beeldige beslommeringen. Gister toog ik met mijn goede zin en beste intenties naar het stadskantoor van Utrecht. Voor mijn gevoel heb ik Rotterdam zo beetje uitgemolken (qua bekende overdekte plekken) dus het is altijd goed om ook eens een andere horizon te verkennen.

Wacht even, eerst even dit. Heeft u ook van die huiselijke wedstrijdjes met uw huisgenoot? Hij neemt op vrijdag als eerste een slok van zijn welverdiende biertje en slaakt dan een overdreven zucht van genot en vervolgens doet u hetzelfde, maar dan harder, kent u dat? Dat u elkaar op vriendschappelijke wijze toont wie er de meerdere is wat betreft ‘bodylanguage’?

Waar waren we? Oh ja. Breda heb ik al eens geprobeerd. De gemeente vindt het altijd heel leuk, maar de winkeliers reageren unaniem als ik vraag of ik me bij hun om mag kleden: ‘oh nee, want dan wordt alles vies.’ Alsof ik me na het schminken als een fladderende vogel tegen hun muren werp. (Waarom moet ik nu opeens aan die ene scène uit Titanic denken?) Maar goed. Mocht die ene winkelier zich aandienen na dit verhaal: ik ben heel netjes!

Dus ik had mijn goeie goed aangetrokken. Rokje, haartjes netjes, beetje make-up. Netjes van tevoren gebeld, afspraak gemaakt, alle regels goed doorgelezen. Id-kaart meegenomen. En daar ging ik. De draaideur door van dat immense gebouw. Gebouwen kunnen over het algemeen niet praten, maar toch boog het zich naar voren, kneep het me in de wang en zei: ‘jij komt uit de polder hè, mier?’ Man, wat voelde ik me daar verloren. En dan mocht ik me ook nog eens opstellen in wachtruimte Q. Q!? De etages beginnen bij Z mag ik hopen, dacht ik bij mezelf, maar niets was minder waar. Ik mocht naar etage 5. (De vraag hoe afdeling 5 aan de naam Q komt weet ik ook niet, dat is iets voor de volgende keer.) Een vriendelijke baliemedewerker vol gouden ringen en een flinke lel gel in de kuif wees me de lift. En de trap. En de roltrap. Nog een roltrap. En nog een roltrap. En nóg een roltrap. En toen de laatste roltrap. En op iedere etage waar ik langskwam zaten soms wel tientallen mensen met lege blikken te hangen op bankjes, maar hoe hoger ik kwam, hoe leger het werd. Tot ik bij Q aankwam en, inderdaad, niemand. Ja een bejaarde dame aan de middelste balie. U voelt hem al. Ik en oude dames.

Mijn nummertje was Q919. Nou weet ik niet hoe u over dit getal denkt, maar Q919 is voor iemand in een wachtrij best heel demotiverend. Zeker als er helemaal geen wachtrij is. Nou weet ik heus wel dat de Q voor de afdeling staat, de 9 misschien voor de medewerker die over de vergunningen gaat en dat de teller waarschijnlijk iedere op maandag op 0 komt staan, maar toch. 9+1+9 is geen 919! Zeker als op het beeldscherm Q621 te zien is. Maar goed. Ik was goed voorbereid op weg gegaan, met mijn goede zin, beste intenties, rokje, haartjes en make-up, dus ik had een goed boek bij me. En dat ging ik lezen nadat ik me had vergaapt aan het uitzicht. En nadat ik me verbaasd had over het feit dat de dames achter het bureau glazig naar hun scherm zaten te kijken. ik zou mijn ogen er niet van af kunnen houden, maar goed.

De bejaarde dame wilde weten waarom zij niet in haar straat mocht parkeren en de mensen van Veronica dat wel mochten in 2013. Ah. Dit was dus niet het type oudere dame die ik normaal tref. Dus ik ontweek haar poging om mij tot haar achterban te maken door om te kijken en mij in het verhaal te betrekken. ‘Het is toch van de zotte,’ zei ze, maar ik. Las. Mijn. Boek. En had stilletjes medelijden en respect voor de baliemedewerkster die heel professioneel bleef.

Een kwartier ging voorbij. Wat niet erg was, want ik was heel erg op tijd. Natuurlijk. Want dat hoort als je zin, intenties, rokje, haartjes, make-up, id-kaart en goed boek op orde hebt. Maar toen kwam de tijd dat ik eigenlijk aan de beurt zou zijn. Dus ik stopte mijn boek weg, vertrouwend op de goed geoliede machine dat zich standskantoor noemt. Maar er gebeurde niks. De baliemedewerkster had inmiddels aan de oudere dame gevraagd wat ze niet aan de zin ‘zo is de wet’ snapte en ik begon te vrezen dat ik na de oudere dame aan de beurt zou zijn. Ze kwam niet voor advies, ze kwam haar eenzaamheid wegzeuren.

Maar toen kwam er een meneer voorbij. Een dunne Afrikaanse meneer. In veel te grote, kapotte kleren en, toen we naar elkaar glimlachten, een uitzonderlijk slecht gebit. Met één fonkelende gouden tand. Maar wel met pretlichtjes in zijn ogen. Hij ging aan de andere kant van het zitmeubeltje zitten, bekeek me alsof ik het goed zou doen op de Eritrese markt, er ging een belletje, er klonk een stem ‘Q918’, hij stond op en… was aan de beurt.

Is het de geweldige Lily Allen die dat leuke liedje heeft? Fuck you, fuck you very very much. Kent u het niet? Zoek het eens op. Ik garandeer u dat het pianodeuntje u door de meest hagelijke momenten heen zal sleuren. Aan de haren desnoods. United Airlines is er niks bij.

 Lang tijd om te luisteren had ik niet, want ik hoorde achter mij de woorden ‘vergunning’ en ‘straatartiest’ vallen. De genomen moeite om de boel op orde te krijgen voor dit, voor mij toch wel grote moment zakte als een kaartenhuis in elkaar toen ik het gesprek van de baliemedewerkster en de Afrikaanse meneer aan de meest rechtse balie begon te volgen. ‘Heeft u legitimatie bij?’ Had hij niet. Die had hij ergens achter moeten laten en een vriend zou het later nog weer langsbrengen blablabla. ‘Heeft u eerder een vergunning voor straatartiesten gehad?’ Dat had hij, maar die was een paar maanden geleden afgenomen, omdat hij, heel oneerlijk allemaal blablablabla. Ze vroeg zijn adres, liep naar de printer en gaf het document mee! Ze gaf het gewoon mee! Ik gleed van het zitmeubeltje van verbazing. Ze vroeg niet wat hij deed, ze hield zich niet aan de regels, ze gaf het ding gewoon mee! Van een document van waarde muteerde de vergunning zich voor mijn ogen in een gewoon een kopietje dat gewoon gevouwen in de binnenzak mee naar huis genomen mag worden. Als een zak stront zakte het ineen. Een pampiertje, het woord document niet eens waardig, waarvan het niet erg is als er een kopje koffie op gezet wordt. En daar zat ik dan. Intenties. Zin. Rokje. Haartjes. Irritante make-up. Uitzicht.

En toen was ik aan de beurt. De frisheid die ik eerder droeg had zich aan de Afrikaanse meneer geklit  en werd nu het pand uit gedragen, langs ál die roltrappen. Naar beneden. De stad in. Waar hij godbetert zijn straatartiest-zijn weer tot uitvoer kon brengen. Daag frisheid. Daag zin! Daag intentie!

Er ging een belletje, er klonk een stem. ‘Q 919’ Ik stond op. ‘Zo, u heb wel geduld,’ zeurde de oude dame. ‘Nee hoor,’ zei ik lief. Ik deed vriendelijk tegen de dame die me hielp, gaf mijn id, gaf mijn adres, besloot dat ik te afgestompt was om te vragen naar waarom mijn voorganger ook een vergunning had gekregen en toen… toen gebeurde het.

De oude dame liet weerbarstig een scheet. En uit een soort vreemd, huiselijk reflex liet ik er ook een.

 

Plaats een reactie