aanraking

“Ik wil haar aanraken,” zei de dame. Ik was omringd door een groepje aardige mensen die allemaal hun beurs al hadden getrokken. “Niet doen…” zei iemand uit het groepje, “niet aanraken joh.” Maar ze zei het niet vervelend, integendeel. Ik had haar een paar keer aangekeken en er ging iets bijzonders uit van haar woorden. Ik herkende het. Ze keek zoals ik kijk, denk ik, als ik ‘Rivendell’ van Howard Shore hoor. Niet dat ik mezelf met dit meesterwerk wil vergelijken, maar er gaat een verlangen van uit dat niet in woorden uit te drukken is. Een besef van hoe immens het is wat je voor je ziet en misschien van het leven zelf. Of zo. Verwondering, dat was het. En dat zag ik op haar gezicht. “Ja maar ik wil haar aanraken,” zei ze nog eens. Het was bijna kinderlijk zo puur. Dus ik keek haar aan en knikte zachtjes. Ze stak één vinger uit en streelde over een plooi in de mouw van het jasje. Toen keek ze weer naar mij. Ze vroeg het, zonder woorden en zonder ook maar een beweging. Zwijgen is toestemmen dus ik deed niets. Ik keek alleen maar. Met diezelfde vinger reikte ze naar de pruik. Ze moest er een stapje voor naar voren zetten om hem aan te kunnen raken. Het ging met een precisie die me deed denken aan iemand die met eierporselein werkt.

Dit aanraken van de pruik duurde langer dan toen ze de mouw aanraakte. Misschien om moed te verzamelen, want daarna legde ze haar vinger op mijn wang. En ze verbaasde zich, leek wel, meer over het feit dat ze zo schaamteloos gehoor had gegeven aan het verlangen om het beeld aan te raken dan dat ze zich weer liet leiden door wat de anderen zeiden. Want meestal kijken mensen meteen naar hun handen om te zien of de schmink afgegeven heeft.

Toen ze haar hand teruggetrokken had… was het natuurlijk mijn beurt. Als je contact wil bevestigen moet je het herhalen, maar het was ongelooflijk spannend. Door mijn keuze hetzelfde te doen draaide de hele situatie zich om. Zij werd het beeld, ik bewoog me naar haar toe. Haar gezelschap, dat eerst muisstil geworden was, klonk verwonderd, opgelucht en ze moesten lachen. “Ja, nu zijn de rollen omgedraaid,” zei iemand. Maar ze snapte helemaal dat dit het logische gevolg was van haar handeling. Nu mocht ik. Ik strekte mijn arm uit. De spanning was zo mooi dat ik er extra lang over deed. Het was alsof we allebei wisten dat het hierna afgelopen zou zijn en dat dat zowel jammer als noodzakelijk was. Dus ik rekte de tijd, maar ik moest ook voorkomen dat ik begon te trillen.

Ik raakte haar wang aan, streelde zachtjes met mijn wijsvinger. Ze liet het toe. Niet gelaten, maar een besef van het in balans trekken van een situatie waarin twee wildvreemde mensen zich over elkaar verwonderen en elkaar aanraken en elkaar vervolgens nooit meer zien.* Mijn aanraking was het begin van het einde zoals dat van haar het einde van het begin was. Ik liet los. We bleven elkaar aankijken, glimlachten breed en dat was het. Het was een voorstelling geworden en de laatste scène was gespeeld. Het doek viel. We kregen applaus. Ze liepen weg en zij keek nog een aantal keer om tot ze om de hoek verdwenen.

Vond u dit verhaaltje mooi, deel het dan alstublieft. Wie weet komt het terecht bij iemand die mij een keer wil boeken en wellicht zichzelf of zijn gasten in een mooi verhaal terug wil vinden. Voor meer informatie kijk eens op mijn website.

*je weet maar nooit

rode tassen en wisselen

Ze boog zich naar me toe en zei zachtjes ‘dag Gwen’. Ik had haar al herkend, ze droeg haar rode tas. Ik had in mijn eerste brief aan haar al geschreven dat, als ze weer kwam kijken, ze wel even mee de kleedruimte in mocht, dan konden we even kennismaken. Zo gezegd zo gedaan, ik stond op en ze liep met een open vizier achter me aan de lege winkelruimte in.

Ik probeerde me voor te stellen hoe dat moest zijn voor haar. Ik heb honderden kleedruimtes gezien. Van huiskamers tot noodtoiletten, van luxe schouwburgkleedkamers tot eh, nou ja, lege winkelruimtes. Zonder licht. Zonder stroom. Met niks eigenlijk. En juist daar lokte ik haar naar binnen, deze dame die mij nog maar één keer in haar leven gezien had. Daar liep ze nu vol vertrouwen achteraan dat donkere hol in. Nou goed. Het zei iets over het contact dat we hadden. Eigenlijk al vanaf de eerste seconde.

En dan sta je daar. Twee volwassenen. De ene met de boodschappentas, de ander met vijf lagen schmink op haar gezicht. Twee verschillende werelden botsten tegen elkaar aan, twee continenten schoven over elkaar heen, de dame met de rode tas en het levende beeld. En het was meteen gezellig. Ze beschreef zo prachtig hoe ze onze eerste ontmoeting had ervaren en dat ze op familiegelegenheden die daarop volgden, datzelfde verhaal steeds opnieuw moest vertellen en dat iedereen daar zo van had genoten, van die moeder en die oma die zomaar iets geks meemaakt in zomaar dat ene winkelcentrum in Ridderkerk. En ik vertel op mijn beurt weer aan jou hoe het was en ik weet dat familie van haar dit ook weer leest. Het is toch prachtig hoe alles in cirkels lijkt te gaan en dat die cirkels elkaar soms nog raken ook.

 

Hij legde twee euro neer en pakte drie muntstukken van 50 cent van het bureau. In een schitterend Twents accent stelde hij dat ik het vast niet erg vond als hij het even wisselde, want dan kregen de anderen ook nog wat. ‘Ik vraag het niet, want je kan toch niet praten,’ zei hij gortdroog en ik was zo perplex dat ik het liet gebeuren. Een paar mensen die dichtbij genoeg stonden keken me aan zo van, gebeurt dit nou ècht? Ja, dit gebeurt echt en ik geniet ervan.

Het waren dagen van uitersten. Vrijdag Ridderkerk, de ontmoeting met de dame met de rode tas, gisteren in Dordrecht (maar twee uur gezeten, want de zon schoof achter de huizen en toen werd het me opeens een partij koud en ik wás al een beetje snotterig, dus ik gaf er heel voortijdig de brui aan) en vandaag mocht ik in een zonovergoten Borne, Twente, de aftrap van het beeldenseizoen meemaken.

Wat is het toch een heerlijk verschil. Over wat ik op straat meemaak heb ik al uitvoerig geschreven, maar wedstrijden… dat is echt andere koek. Sowieso ben je dan natuurlijk niet het enige beeld. We waren met vijftig verschillende acts geloof ik. Vijftig! En dat zit dan verdeeld over verschillende kleedkamers in, in dit geval, het cultureel centrum van Borne. Lange tafels waar iedereen zijn spul uitgestald heeft, koffers, kledingrekken en naar mate de ochtend vordert, komen de primeurs tevoorschijn. Wie heeft er een nieuwe act? Hoe ziet het eruit? Hoe speelt het? En dan komen de plattegrondjes tevoorschijn. Welk nummer heb jij? Waar sta jij? Sta ik in de zon? Wie staat er naast mij? Welke tijden speel jij?

En dan waggelt iedereen naar zijn plek en dan begint het. Ik had een heel mooi plaatsje op een kruispunt voor een pittoresk huisje, maar… ik zat op een podium. En dat is Penny natuurlijk niet gewend. Die is gewend dat ze met name de kinderen recht aan kan kijken, maar nu moest ze soms onder het bureau doorkijken of over het bureau heen en ze heeft zelfs kiekeboe gespeeld via de gleuf waar normaal de gedichten door naar buiten komen vliegen. En kerel moest me ook steeds helpen met op- en afstappen. En je ziet een heel ander publiek. Tijdens een wedstrijd zal je geen dames met rode tassen treffen. Je ziet mensen met een plattegrond die, als ze je gevonden hebben, meteen om zich heen gaan kijken of ze de volgende al zien staan. Ze wachten geen gedichtjes af. En het was druk, dus de loop dwong ook af dat men door bleef lopen. Op wedstrijden tref je geen mensen die je niet zien, zoals gewoon op straat, iedereen ziet je. Maar je hebt dus ook mensen die gewoon een dagje beelden komen kijken. En dan dus je act ‘consumeren’ en vervolgens doorlopen en niks geven en ik vind dat dus heel leuk. Het is zó anders spelen. En wat je dan dus ook hebt, het is een festival dat al 9 jaar bestaat, dus heel Borne en omstreken weet hoe het werkt. Dus wat krijg je dan? Iedereen spaart door het jaar heen zijn één en twee centjes op. Want ja, je wil toch ieder beeld wat geven, maar als er vijftig beelden staan, dan ben je aan het eind van de dag een fortuin kwijt! Je kan natuurlijk ook denken, ik geef alleen aan de echt mooie beelden wat geld, maar je weet aan het begin natuurlijk nooit of er aan het eind van de route een mooier beeld staat. Want dat hebben ze dan ook hè? Een route door het dorp. En er lopen dan echt honderden mensen díe route. Het is me een happening joh. Ik geniet!

Maar ik word er ook altijd wel een beetje onrustig van. Er is zoveel publiek, er zijn zoveel beelden, je moet je aan tijden houden en aan het eind van de dag moeten alle beelden zich daar en daar verzamelen en dan lopen de beelden in optocht naar het plein waar de uitreiking is, maar de helft weet niet waar de vertrekplek is, dus je loopt maar wat tussen de mensen door en die mensen kijken dan ook een beetje raar op, wat loopt dat beeld toch te dwalen en vervolgens is de prijsuitreiking en het is warm en je bent moe en dan is er een wethouder die iedereen wil bedanken en het publiek ‘yeah’ wil laten roepen, liefst drie keer en dan sta je daar en je denkt aan de terugreis, je kijkt in het publiek en daar staat, met zijn 12 procent peroxide blonde haren kerel te koekeloeren en een gezicht te trekken als de wethouder een grapje maakt en dan denk je: doe mij mij joggingbroek, doe mij mijn birckenstockjes en doe mij een ijsje en het uitzicht langs de A27. Doe mij de rust van een winkelcentrum en een dame met een rode tas. Maar wat was het een feest om iedereen weer te zien… Proost luitjes! Leve(n)de Beelden!

Foto’s volgen nog.

 

‘Hé kijk, een levend standbeeld.’

Kerel en ik togen vandaag naar Zwijndrecht, naar winkelcentrum Walburg. Het publiek is er eigenlijk niet echt naar, voor zowel Penny als Kwan-Li, maar man wat word ik daar altijd warm welkom geheten door de meneer van boekhandel Hyperion. (Hyperion, koopt daar allen uw boeken ende magazines.) En misschien juist omdat het publiek er niet echt naar is, is het leuk om daar te zitten. Je zou het kunnen zien als veldwerk, een beetje pionieren. En helemaal als je de week ervoor met je grote mond hebt gepocht over Kwan-Li en je opeens uitgenodigd wordt en je je eigenlijk de tandjes zweet over de kaarten en je weet dat het mooi weer wordt en dat Ajax tegen Feyenoord mag spelen. Dan ben je helemaal blij dat je daar zit.

‘Ho wacht, hoezo over de kaarten?’ <schraapt keel> Let op, dames en heren, hier volgt een stukje tarotgeschiedenis. De tarot bestaat al heel lang. De vroegste nog bestaande kaarten komen uit de 16de eeuw. Da’s heul oud. De tarot bestaat uit twee soorten kaarten. Je hebt de grote arcana (arcana betekent geheim) en de kleine arcana. De grote arcana, daar vallen kaarten als de Dood, de Toren en de Geliefden onder. Als de tarot in een Hollywoodfilm voorbij komt, dan is het vrijwel altijd de grote arcana (of zwaarden 9). De kleine arcana, daar kan je mee pokeren. Het is vergelijkbaar met ons gewone kaartspel, vier huizen (staven, bokalen, zwaarden en pentagrammen), van 1 tot 10 en dan ook nog wat koningen, koningen en ridders oftewel boeren. Ik ga hier verder niet al te diep op in.

Tot zo honderd jaar geleden bestonden de kaarten van de kleine arcana gewoon echt uit kaarten met daarop drie zwaarden, of vier bokalen of zeven pentagrammen. Meer niet. Daar hingen wel betekenissen aan, maar je begrijpt dat die nogal konden verschillen per waarzegger. Maar toen kwam er een meneer en die zei: ‘dat gaan we veranderen, ik schrijf een boek, ik leg de betekenissen vast en ik laat mevrouw Pamela Colman Smith de tekeningen maken bij mijn betekenissen.’ Zo gezegd zo gedaan, meneer schreef een boek, mevrouw Colman Smith tekende de tekeningen en meneer gaf het uit, werd rijk en mevrouw Colman Smith kreeg niets en stierf uiteindelijk berooid en eenzaam.  

Inmiddels zijn de rollen gelukkig omgedraaid, Pamela Colman Smith heeft met haar 78 kaarten een revolutie ontketend met haar prachtige kunstwerken die, door haar heldere prenten tot de verbeelding spreken en je zogezegd aan de hand nemen tijdens een duiding. En zo niet, het zijn ook gewoon 78 stukjes kunst op zich. Ik heb, als ik met haar kaarten werk, altijd een foto van haar in mijn tentje hangen. Ik kan niets doen aan het haar aangedane onrecht, maar zo eer ik haar postuum. Pamela Colman Smith dames en heren.

Maar goed. Dat Japanse pak hanteert dus, bij de kleine arcana, de oude methode! Bij de Zeven van Staven zie je alleen maar: zeven staven! Fuck! Dus ik moet, als Kwan-Li, als ik een kaart uit de kleine arcana te verstouwen krijg, meteen de kaart die mevrouw Colman Smith getekend heeft voor de geest kunnen halen om de kaart te kunnen duiden. Dat betekent dus in een kort weekje 40 betekenissen in mijn kop moest rammen. Snap je nu dat ik Kwan-Li een beetje uitstelde? En dat ik best een beetje zenuwachtig was toen ik eraan begon? En dat ik niet heel erg geconcentreerd was toen ik de spulletjes inpakte, vanochtend? En zo kwam het dat ik mijn schminksponsje vergat in te pakken. En toen mocht kerel nog even snel heen en weer naar huis om schminksponsjes te halen en zo kwam het dus dat ik om twee over twaalf eindelijk op mijn knieën zeeg, lichtelijk buiten adem nipt op tijd voor de eerste mensen me passeerden. En die zeiden dus:  

‘Hé kijk, een levend standbeeld.’

 Opbrengst: 22,50 en een hele, een HELE boel verbazing. Ik heb het namelijk wel drie keer gehoord. En er was zelfs een dame die begon te gillen toen ik bewoog. Terwijl ik niet het idee heb dat Kwan-Li nou zo op Penny lijkt. Ik weet het niet hoor, misschien is het een ‘oh er zit weer iets geks, dus het zal wel een levend standbeeld zijn’ of zo. En ik moet zeggen, ik bewoog ook niet zoveel. Ik wilde van Kwan-Li een serene act maken, ze zit op een kleedje, heeft een kaarsje en een potje thee en poefjes waar je op kan zitten. Geisha’s zijn per definitie niet van die spraakwatervallen, tenminste niet dat ik weet, dus ik wilde dat mysterieuze er een beetje in houden. Maar ja. Dan loopt tante Truus voorbij op haar nepcrocs met een hele kinderschaar van in te strakke kleding gehesen meisjes en dan komt er inderdaad ‘hé een levend standbeeld’ uit. Dus het viel me nog mee. Al heb ik ook ‘pling ploing poepchinees’ gehoord, van Arabische jongetjes nota bene, maar dit is niet het moment om een epistel te houden over discriminatie. (Al moet ik zeggen dat ik ook op   dat vlak een kijkje in de Chinese keuken heb mogen nemen en ben me eigenlijk lam geschrokken. Maar daarover later meer.)

Het was dus mooi weer. En Feyenoord mocht tegen Ajax. Wat verwarrend was, want er was een cafeetje vlakbij waar ik zat en daar werd heel regelmatig gejuicht, dus ik dacht, Feyenoord doet het goed (we zitten immers vlakbij Rotterdam), maar er hadden zich daar zowaar wat Ajacieden verschanst! Maar er was dus geen drol te beleven en ik had alle tijd om een beetje uit te zoeken wat ik verbeterd wil hebben aan de act. Een betere pruik, betere schmink, een kastje waar ik de spulletjes in kan doen en een MEDITATIEKUSSENTJE. Want vandaag heb ik de meeste tijd op mijn knieën gezeten. En dat is gerust niet lekker kan ik je vertellen. Wel had ik mijn yogamatje onder het vloerkleed gelegd, dus ik zat niet rechtstreeks op de harde koude vloer en af en toe zat ik gewoon zijdelings. En als er niemand was stond ik gewoon op en trippelde ik een beetje heen en weer.

Maar oh wat was het fijn om lieve oud-hapjes-collega M. tegen te komen. In eerste instantie had ik zoiets van, laat de bekenden maar thuisblijven, maar toen ze eenmaal voor me stond kon ik het mysterie even van me afschudden. Effe ouwehoeren. Zij over de pannenkoeken, ik over de opbrengst en allebei over hoe leuk het eigenlijk is. Alles. Dus dat brokje goud gaat ook op de weegschaal. Het ontbreken van inkomsten ligt in het ene schaaltje, maar dit soort momenten in het andere.

‘En?’ vroeg ik na afloop aan de kerel dankzij wie ik vandaag neer mocht strijken. Hij knikte vriendelijk en zei ‘ja, hier kan ik wel wat mee.’ We houden vol!

 

 

 

poets

 

Guttegut je moet toch wat? Gister met een vriendin naar Utrecht geweest en, al pratend over het leven, de etalages afgespeurd naar vacatures. Waar is de werkgever die me van maandag t/m woensdag of donderdag in wil zetten en niet moeilijk doet over wat ik in de weekenden uitvreet? Iedere werkgever tot nu toe vond fantastisch wat ik doe, maar puntje bij paaltje werden ze allemaal knorrig als ik afwijzend reageerde op hun vraag of ik in het weekend wilde werken. Terwijl ik altijd open gecommuniceerd heb, ook tijdens de sollicitatiegesprekken, over wat ik doe en mijn beschikbaarheid. Als ik geen opdracht heb staan vind ik het helemaal niet erg om in de weekenden te werken, maar de dagen dat ze me nodig hadden, vielen natuurlijk altijd samen met opdrachten en dan beoordeelden ze mijn flexibiliteit met matig. Dus dan zwichtte ik weer. En dan gebeurde het wel eens dat ik achter de kassa stond terwijl buiten collegabeelden en -artiesten in een parade voorbij liepen. Hoe zeer dat deed kan ik met geen pen beschrijven. Dus met een kleine knoop in de darmen sloeg ik de vacatures op in mijn gedachten.

Vandaag stond het solliciteren op het programma. Maar eerst moest echt het huis weer een keer goed gelucht worden. En de douche was ook aan een beurt toe. Als ik met Penny op pad ben geweest kom ik wel eens op plekken waar de mogelijkheid tot goed afschminken ‘minder’ is. Daar doe ik niet moeilijk over, levert altijd weer leuke verhalen en grappige filmpjes op en kerel haalt me toch op en die kijkt niet op van een vieze nek of zwarte oren. Thuis spring ik immers zo onder de pomp en dan spettert al dat wit en grijs en zwart lekker alle kanten op. Dus het was nodig. Zacht gezegd.

En toen zat ik daar, vanochtend. Op mijn hurken. Te filosoferen en ons doucheputje te ontharen. En toen kwam, alsof de zon doorbrak, het ideale scenario. Schoonmaken! Natuurlijk! Ik moet gaan schoonmaken bij mensen thuis! Het is voorjaar, iedereen krijgt de kriebels, maar niet iedereen heeft de tijd/de zin/noem maar op om eraan te beginnen. En ik heb alle tijd en de zin en de kunde! Dus in razendsnel tempo formeerde zich een mini bedrijfsplannetje. Eco Poets. (Wat grappig is, want poets is ook een Engels woord, namelijk het meervoud van dichter.) Gezellig en schoon. Geen verplichtingen. Op biologische basis, dus alles van Ecover natuurlijk. Facebookpagina uit de grond gestampt en nou ja, nu is het afwachten. Zien wat er gebeurt. Zou toch ideaal zijn als ik mensen zou kunnen helpen met het schoonmaken en -houden van hun huis en zij mij helpen om zelfstandige te blijven? En afwachten doe ik natuurlijk niet, want als ik mezelf als Eco Poets neerzet, ga ik ook eco all the way ook. Waar haal ik verantwoorde doekjes en schrobbers en sponzen? Hoe gebruik ik zo min mogelijk zooi? Hoe onderscheid ik me van de doorsnee poets? Dat soort vragen.

Binnen een uur kwam de eerste opdracht binnen. Of ik ramen wil komen lappen in Best. In Best? Ik had op de Facebookpagina geplaatst dat Eco Poets in Sliedrecht ‘e.o.’ aan de slag wil gaan, maar ja… de hersens draaiden overuren. Ik vind reizen met de trein zo leuk. Ik mis het zelfs een beetje. Mijn hart maakte eigenlijk een sprongetje. Natuurlijk kom ik ramen lappen in Best. Graag zelfs! Eco Poets bestaat amper een uurtje en de eerste opdracht is al binnen. Dat belooft wat. En nu op zoek naar wat ze draagt, want ik blijf natuurlijk ook een actrice. Ik ga niet in mijn praktische kloffie naar mijn klanten toe, dat snap je. Er moet passende werkkleding, er moet wat in het haar en er moet een schort en er moeten crocs komen en een ditje en een datje en visitekaartjes en en en.

 

Ondertussen is mijn eigen douche nog steeds eh, aan een poetsbeurt toe. Laat ik daar nu maar eerst mee beginnen.

 

de Rode Tas

“Goedenavond,

 

Kort geleden was ik bij mijn schoonmoeder in Ridderkerk. Ze vertelde mij een verhaal…. Ze was op een vrijdag (3 maart) boodschappen doen in het winkelcentrum in Ridderkerk en bij de action zat een soort beeld. Zo mooi! Ze snapte niet hoe het mogelijk was dat dit beeld kon bewegen. Opeens gaf het beeld haar een briefje met een gedicht, hoe kan dat? Zou er een robotje in zitten? Kortom ze was erg nieuwsgierig naar dit beeld en kon er maar niet van los komen. Ze heeft een lange tijd naar u gekeken. Prachtig vond ze het! Als er een prijskaartje bij had gestaan, zou ze het beeld gekocht hebben…”

 

 

Temidden van de eindeloze zoektocht naar de juiste contacten, naar plekken om te mogen zitten, naar beurzen, bureaus en organisaties, temidden van al het geregel met vergunningen en ambtenarij, temidden van bedrijven die voor een dubbeltje op de eerste rang willen zitten, pieker ik mezelf wel eens naar de gallemiezen. Waarom doe ik dit? Als kerel weer een heel eind om moet rijden, weer moet sjouwen met al die spullen, als mijn huid strak en rood onder de schmink vandaan komt, als er weer eens iemand is die niet snapt waar het voor is en de neus ophaalt als ik niks zeg. Waarom doe ik dit!? Als het zo goed is wat ik doe, waarom kost het dan zoveel moeite? Dingen die de bedoeling zijn horen toch soepel te verlopen? Of is mijn strijd de bedoeling? Mensen zeggen dan, tja, je hebt hier zelf voor gekozen en daarmee is die kous dan af. En dan tob ik wel eens, zittend achter mijn tafeltje. En dan ben ik blij dat ik op voorhand gedichtjes heb gemaakt, want met zorgen in het hoofd blijft er weinig over van de poëzie.

 

En dan krijg je dus dit soort berichtjes in je inbox. Ik kan het niet inpakken en ermee naar de woningbouw lopen, want deze valuta accepteren ze niet. Ik kan het ook niet gebruiken om bedrijven om te praten om mij een keer te boeken. Maar dit soort berichten komen op een plek terecht die langer meegaat dan welk huurcontract dan ook.

 

Bovenstaand mailtje ging nog wat verder en er ontstond een heel vriendelijk, voorzichtig contact tussen de schoondochter en mij, waarin mijn beeld van de dame met de rode tas werd verstevigd. Hier was een kordate, nieuwsgierige dame. Wat ik deed was voor haar een wonder en de tijd die zij nam voor mij, was voor mij een wonder. Ze had haar schoondochter ondervraagd over mijn werk en, op mijn aanbod, als ik weer eens in Ridderkerk ben, mag ze even achter de schermen kijken. Dan maken we even een praatje. Soms moet je iemand immers in het sprookje laten en soms moet je iemand laten zien dat de realiteit net zo mooi kan zijn als het sprookje. Een mens van vlees en bloed. Die dit soort dingen nodig heeft.

 

“Leuk om te horen dat u de ontmoeting ook als bijzonder heeft ervaren. Mijn schoonmoeder was verrast dat ze opgevallen was tussen zoveel andere mensen.  Ze had nog nooit een levend standbeeld gezien en had inderdaad heel veel vragen.
Ze zou het erg leuk vinden om u een brief te schrijven over haar belevenissen rond de ontmoeting met u. Zou ik uw adres mogen of heeft u liever dat ik de brief per e-mail verstuur?
Mijn schoonmoeder is van de oude stempel en heeft zelf geen internet. Heel graag hoor ik als u weer in Ridderkerk bent! Ze doet u de hartelijke groeten terug en wil dolgraag achter de schermen kijken.”

 

Dank u wel, mevrouw met de Rode Tas. Ik kan er weer tegenaan.

 

 

 

 

 

vorstelijk Ambacht

Eergisteren nog nipt kunnen regelen dat ik vandaag, met dank aan de heren van de gemeente, met Penny op de weekmarkt in Hendrik-Ido-Ambacht mocht staan. Alleen, kerel moest vanmiddag naar zijn andere werk, dus we hadden afgesproken dat hij mij na zijn eerste werk op zou pikken en dat hij me, als Penny, thuis af zou zetten. Want de tijd die ik zou gebruiken om af te schminken zou ik dan gebruiken om wat extra’s op te halen. Ik werk niet in de zorg, maar ook hier kan soms iedere seconde tellen.

Mijn gastvrouw en -heer waren zeer gastvrij. Als ik in de stad sta of in een winkelcentrum, dan heb ik vaak winkels om me om te kleden, maar op een markt… dus het werd de keet van het koffiekarretje. En, eerlijk is eerlijk, het verschil van de omkleedplek zit ‘em voor mij in hoe welkom ik ben, dus voor mijn gevoel heb ik me vandaag omgekleed in een luxe, verwarmde kleedruimte, met zachte, hoogpolige handdoeken en lieve vriendin L. (die in de huidverzorging zit) om de boel weer op te schonen. ‘Doe het rolluikje maar even dicht, dan heb je in ieder geval nog iets van privacy,’ zei mijn gastvrouw en ze sloot beleefd de deur.

Al kletsend had ik haar verteld dat ik maar kort bleef, in het kader van kerel zijn werk, maar dat ik in de vakanties nog wel een keer wat langer kwam zitten. Ze zei dat ze dit oprecht jammer vond en, toen ik klaar was om te gaan zitten, kwam de marktmeester naar me toe. ‘Wat als ik je nou naar huis breng? We vinden het zo leuk dat je er bent en we willen graag dat je wat langer blijft. Vanmiddag zijn de kinderen immers vrij en nou ja…’ Bij de eerste zin was ik al om, bij de tweede smolt ik een beetje en bij de derde moest de gastvrouw me opdweilen. Kerel hoefde zich nu niet te haasten, ik kon lekker blijven zitten en meer publiek bereiken en… langer zitten is ook meer in het spaarpotje, ook niet verkeerd.

En maar goed ook, want in eerste instantie zat Penny op een middenpad. Weer naast een meneer van het Leger des Heils. Ik draag de stichting een heel warm hart toe, echt waar, maar op de een of andere manier werkt het niet tussen Penny en rammelaars. Lees ook gerust mijn verhaaltje over vorige week vrijdag nog eens. Nou was dit niet zo’n dwangmatige, ritmeloze rammelaar als die in Dordt, maar alleen al het feit dat hij zijn Strijdkreten had uitgestald op Penny’s bureautje en zijn collectebus er bij had gezet toen ik aankwam maakte dat ik toch wat reserves voor deze beste man kreeg. Ik heb altijd geleerd dat als je iets niet kent, als iets niet van jou is, dat je er dan met je klauwen van afblijft, maar goed. Je maakt wel eens wat mee zo. De rammelaar verschoof en zo stonden we, samen, hij links van mij, op de plek waar normaal een kraam stond. Twee mensen die geld vragen op dezelfde plek. In Brabant zouden ze zeggen: da goat nie. Dus na een uurtje kei en keihard werken, want er kwam eigenlijk niemand voorbij, besloot ik even te pauzeren en op zoek te gaan naar een andere plek. Die vond ik niet veel verderop, bij de kaasboer op de hoek. Een hele vriendelijke jongeman die het leuk vond dat ik daar ging zitten. Hij bood me zelfs nog een blokje kaas aan en deed later op de dag een eurootje in mijn spaarpotje. Dat zijn de buren!

Maar goed, die plek werkte dus wel. Lekker gezeten, gedichtjes uitgedeeld, contact gemaakt en me verbaasd over hoe grappig sommige mensen reageren. Want, ja hoor, er was er weer een. ‘Waar is het voor?’ Ik reageerde niet, keek haar alleen maar lief aan. Ze pakte het visitekaartje van Living Sculptures dat altijd op het bureautje ligt. ‘Levende beelden… ik snap het niet. Is dit een goed doel? Waar is het voor?’ Ik legde mijn hand op mijn borst. (Ik kon even geen andere manier verzinnen om ‘woningbouwvereniging’ of ‘belastingdienst’ uit te beelden.) ‘Nou. Ik snap er niks van.’ En ze liep weg. Tja. Een hoop werk aan de winkel dus, voor Penny, ook hier in Ambacht.

En toen gebeurde er iets. Ik zat tegenover de entree van het winkelcentrum (heel fraai trouwens, maar helaas niet overdekt) en aan weerszijden stonden bankjes. Ik keek recht op het rechterbankje. En daar ging een meneer zitten met een, hoe zal ik het zeggen, manco in het gezicht. Nou hou ik er helemaal niet van om mensen op hun uiterlijk te beoordelen, ik wil lieve lezers ook vragen om niet al te grappig te reageren op mijn verhaaltje, want het laatste wat ik wil is deze meneer te kakken zetten. Maar hij zat zo recht in mijn kijkvlak dat het heel lastig was om niet naar hem te kijken. En ik ben iemand die serieus overwogen heeft om schoonheidsspecialiste te worden of dermatoloog, niet om het getut, maar gewoon, omdat ik graag puisten uitknijp. Het is zelfs zo erg dat ik op therapeutische basis één uur in de week op het YouTubekanaal van Dr. Sandra Lee rondhang. (Herkent u dit, dan kan ik u dit kanaal van harte aanraden.) Maar goed. Recht voor mijn neus. De Koningin der Gezichtsmanco’s. De absolute Koningin. En die man zat recht voor mijn neus. Precies in het centrum van mijn ontspannen blik. En de Koningin zat precies op zijn voorhoofd, daar waar bij eenhoorns de hoorn zit. Precies daar. Dus ik moest me continu verzitten, ik moest continu scheef of gedraaid op mijn stoeltje hangen om het aankomend publiek te kunnen bespelen zonder dat mijn ogen steeds naar de Koningin werden getrokken. En ik word dan nieuwsgierig. Wie is die man? Is hij al bij de huisarts geweest? Is hij bang voor de huisarts en is hij misschien al jaren niet meer geweest? Draagt hij deze Koningin met liefde? Is hij een medisch wonder? Je weet het immers niet. Heeft hij liever een Koningin dan een litteken? En serieus, misschien komt het door medicijngebruik, verkeerd advies of zit hij middenin een medische molen en was hij blij dat hij éven lekker naar de markt kon en dan zit daar zo’n beeld naar je te koekeloeren. Kortom: Vragen vragen vragen. Toen kwam er ook nog een vrouw naast hem zitten. Was deze dame zijn vrouw of gewoon een buurvrouw? Wat vond de vrouw van deze situatie? Was het een geaccepteerde driehoeksverhouding? Als kerel zo’n Koningin zou dragen had ik het wel geweten. Ik zou emmers en ijsblokjes klaarzetten, mijn regenpak aantrekken en losgaan, maar goed, ik zit voor de lol stil op een woensdag in Hendrik-Ido-Ambacht, dus tja, ik ben ook geen gezonde graadmeter. Maar goed. Je maakt wat mee als beeld en je ziet van alles. Het was verder een rustige dag eigenlijk, redelijk geboerd ook, de gastvrijheid was natuurlijk subliem, maar deze ontmoeting, en het was geeneens een ontmoeting, want hij bleef op het bankje zitten, hij keek wel de hele tijd naar mij (en dacht misschien precies hetzelfde als ik nu), maar heeft geen cent gegeven, aaargh wat een rare zin. Dit had de boeken in kunnen gaan als de meest gemiddelde dag ooit. Maar eerst waren er mijn gastheer- en vrouw, toen was er de marktmeester die mij later netjes naar huis bracht en er was dus ook nog deze magistrale ervaring.

Ik moet er helemaal van bijkomen, dus het vervolg op het verhaaltje over de dame met de rode tas (Ridderkerk) houdt u nog even van me tegoed. Het wordt een drukke week: Penny zit vrijdag in Capelle (winkelcentrum de Terp), zaterdag in Keizerswaard (heerlijk!) en zondag bij de Intratuin in Tilburg. Brabant, lieve mensen. Gezellig war?

 

Swing Market

De Swing Market is een winkel waar iedereen terecht kan. Er is vers fruit, er is brood, er zijn kleren, er is hondenvoer, er zijn verzorgingsartikelen, koffie, thee, iets voor bij de koffie en de thee, kortom eigenlijk is er alles. En dan is het ook nog een stuk goedkoper dan bij een gewone super èn… wat het allermooiste is, iemand die geen rooie rotcent heeft, krijgt een speciaal pasje en mag daarmee ook gewoon zijn boodschappen doen. En rekent die dan gewoon af mèt dat pasje. Waardoor je niet dat gedonder krijgt van mensen die zich schamen omdat ze een halfje brood met stuivers moeten betalen, want je ziet het niet aan mensen, maar mensen in zo’n situatie voelen zich eigenlijk altijd net een beetje buiten de maatschappij geplaatst. Omdat ze niet mee kunnen doen. En de Swing Market, volledig gerund door vrijwilligers, voorkomt dit. En ik hou van dit soort initiatieven. Omdat je in zo’n situatie al vaak genoeg hoort dat je je niet hoeft te schamen, maar je doet het toch. En hier hoeft dat dus niet. Sterker nog, men begrijpt het. Mensen die wel wat te makken hebben en die daar hun boodschappen doen betalen op die manier mee aan de huur en aan wat extra’s voor de pashouders, dus het is verdomd belangrijk dat met name Sliedrechters die dit lezen dit begrijpen: doe daar je boodschappen, want je zet iets heel moois in werking.

 Vandaag. Dezelfde dame die mij bovenstaand in wat kortere bewoordingen helder maakte, sprak het groepje meisjes aan dat zich, met hun fietsen, een stuk of zeven, om me heen had verschanst. Ik mag niet generaliseren. Ik mag het niet. Maar ik doe het toch. Hoe duurder de kleren, hoe vervelender ze worden als ze geen ouders bij zich hebben en in groepjes opereren. Ik weet bij voorbaat, iedere beweging lokt uit, dus ik zakte wat dieper weg in stilte in de hoop dat ze weggingen, maar dat deden ze niet en ik zag ook dat voorbijgangers me niet zagen omdat de meisjes voor me stonden. En ze stelden natuurlijk vragen. ‘U bent echt hè?’ En me dan aankijken alsof ze tegen hun zesde of zevende zusje of broertje spraken. Normaal kan ik ze goed aan, maar het snot stroomde al de hele dag uit alle gaten in mijn hoofd, de zon was heerlijk, maar te fel, dus het zat allemaal niet ècht lekker. ‘Meiden, als jullie nou een stukje achteruit gaan, want het zou natuurlijk jammer zijn als het beeld stuk zou gaan omdat de fietsen er tegenaan komen, ik stel voor déze afstand’ ze liep kordaat voor me uit en dreef ze als het ware met zachte hand op afstand. De grootste van de groep had natuurlijk een weerwoord. Het was geen beeld, het was een echt mens en een echt mens kan niet kapot. Ik ademde in door mijn neus, maar mijn gastvrouw bleef zacht en consequent.

Ze is zo’n vrouw die, als je contact met haar hebt, alles bij voorbaat al geregeld heeft. Iedereen weet dat je komt. Iedereen werkt mee. Iedereen stelt je komst op prijs. En iedereen doet wat in het bakje. En het zijn allemaal vrijwilligers die er werken. En vandaag was eindelijk de grote dag dat hun Swing Market officieel geopend werd en ik mocht met Penny optreden en ik voel me daar zeer vereerd over. Want. Soms voel je aan mensen dat ze begrijpen wat je doet. Omdat ze eigenlijk hetzelfde doen. Zij van de Swing Market heeft namelijk dezelfde drive als ik. We willen iets betekenen voor mensen en, met de middelen die we hebben, de wereld mooier maken. Omdat dat zo verdomd nodig is, mensen die de wereld mooier maken. Op het wereldtoneel, op landelijk toneel, maar daar kunnen we niets aan doen, maar op het lokale toneel is het ook nodig en daar kunnen we wel iets aan doen. Dus dat doen we. Een gevoel van wij tegen de regels, zo voelde het vandaag. Een strijdbare verwantschap, waardoor we elkaar maar aan hoefden te kijken en het was er al en het was ècht de eerste keer dat we elkaar zagen.

Wat was het daarom juist zo mooi dat èn de wethouder van de Sociale dingetjes (sorry Hanny, ik weet niet wat je allemaal nog meer in je portefeuille hebt, het is zoveel!) er was èn de burgemeester. Want een initiatief als dit verdient alle handjes in de rug. Zoals de medewerkers van de Market de handjes in de rug zijn van eenzame mensen en mensen die amper rond kunnen komen. Ik loop echt al de hele dag een beetje te huilen om hoe mooi het allemaal is. En als ik niet zit te huilen, dan zit ik wel te snotteren, dus kerel weet op dit moment ook niet meer of hij me nou moet troosten of gewoon een zakdoekje toe moet werpen.

Het was een mooie ochtend. De hoffotograaf was er, de hofjournalist was er Penny’s doorlopen koppie dook weer op via alle kanalen. En toen was het klaar. Ik zat om half 11 en rond half 3 was het mooi geweest. Drie keer weg moeten lopen om bij te schminken, maar wel mooi met de burgemeester op de foto geweest EN ik heb een doosje mentosjes gekregen van de Christen Unie. ‘Maar ik wil ‘em wel terug zien als wat je in je bakje vindt hè?’ Dat zijn toch wel hele leuke dingen.

 In het magazijn begon ik met uitkleden. Kerel kwam naar me toe, lieve vriendin E. (zo noem ik haar maar vanaf nu) kwam erbij, de dame die de Swing Market in Rotterdam gestart is en een van de ontzettend lieve medewerkers kwam er ook bij. We kletsen over wat we mee hadden gemaakt. En toen haalden ze 25 euro uit hun zak en gaven het aan me. Omdat ik toch in Sliedrecht had gezeten en Sliedrechters het wel beginnen te begrijpen, hoe het spel van het levende standbeeld werkt, maar het gaat nog niet van harte. Voorbeeld? Nou vooruit.

Een vader met twee kindjes. Bleef kijken. Best een tijdje. Op een gegeven moment dacht ik, kom op joh, nu mag je er iets in doen. Dus ik pakte een muntje dat er al lag van het bureau en deed dat in de spaarpot. Ik keek blij bij het geluidje (ting) en ging weer in een freeze. Normaal is dat het moment dat mensen denken, oh ja, zo werkt het. Maar kwam het over? Nope. Stilzitten. Nog wat stilzitten. Ik gebaarde de vader schalks van ‘kom op joh’, maar hij deed niks. Ik deed het weer voor. Een muntje van het bureautje in de spaarpot, ting, blij kijken van het mooie geluidje en weer in een freeze. Weer niks. Een gezonde Hollandse vader met twee kindjes met merkkleding. Toen kwamen er vier, ik denk, Marokkaanse jongetjes. Eerste reflex was: waakzaam zijn. (Sorry jongens, gebeurt niet meer.) Over het algemeen zijn die namelijk uit op gedonder. Maar wat gebeurde er? Die begrepen het. Volkomen. Vonden het mooi, stoer en eentje graaide diep in zijn zak en gaf me tien cent. Toen keken ze naar wat ik zat te schrijven. En toen gebeurde serieus dit: ‘Hé man dat is een gedicht jongûh, poëzie is stoer, ik geef nog wat geld’ weer tien cent ‘yalayala ze mag alles hebben,’ weer tien cent. Ik bewoog, legde mijn hart op mijn hart en boog, de jongen die het geld gegeven had bokste ook even op zijn hart. En daarachter stond de vader. En die deed niks. Ja, toen daarna ook nog iemand anders geld had gegeven gaf hij zijn oudste kindje wat geld. Nou is dat niet erg, iedereen heeft zijn eigen manier van in het leven staan, maar soms zie je wat mensen van kunst begrijpen of überhaupt van communiceren of het fenomeen gunfactor. En het is voor mij keihard werken als mensen alleen maar kijken.

Dus u begrijpt: Op een druilerige vrijdag in Papendrecht haal ik het dubbele op, dan weet u een beetje over welke schaal ik het heb, maar daar ging het niet om. Dit keer, hoe slecht het ook uitkomt, ging het om het hart van het werk. Het hart! En juist de mensen die niks te makken hebben, de stichting die met niks iets betekent voor anderen, die klaarstaat, die voor niks hun schouders zetten om anderen, ouderen, mensen die niks hebben, te ondersteunen, het hart ècht op de juiste plaats hebben, juist die hadden 25 euro bij elkaar geschraapt en gaven dat nu aan me! Ik sta bij zoveel grote bedrijven die hun dankbaarheid tonen door hun ruimte ter beschikking te stellen en daar ben ik dan ook serieus heel dankbaar voor, nog meer als die gastvrijheid niet echt van harte gaat. Wat ik ook helemaal oké vind. Echt. Maar het deed me wel wat toen juist deze dames een toch niet gering bedrag overdroegen. En met deze boodschap wil ik dit verhaaltje stoppen.

Morgen staat Penny in ’s-Hertogenbosch.

swingpenny

 

vorig weekend

Lang verhaal!

Er moest nog een verhaaltje. Mijn vorige verhaal, over al die eilandjes tussen A en B, resulteerde toch nog in een zeer geslaagde dag in Ridderkerk. De facilitair manager heette me hartelijk welkom en ik mocht gebruik maken van een leegstaande winkel. En als ik zeg ‘leegstaande winkel’ dan bedoel ik in dit geval een LEEGSTAANDE WINKEL… KEL… kel. Kerel bleef braaf een beetje bij de ingang staan terwijl ik aan de weg naar de gootsteen begon. De glazen pui was afgezet met witte schermen, wat het geheel een bijzonder beeld gaf. ‘Bel je als je er bent?’ Dat deed ik, want naast het feit dat het een hele diepe, leegstaande winkel was, was er ook nog eens geen licht. En bij nader inzien besloot ik ook dat er geen water was. Was er wel, maar ik vermoedde dat de gedoodverfde minuut na de zomervakantie hier niet afdoende zou zijn. En ik had geen zin om lang te wachten, want op een dag als dit scheelt iedere minuut. ‘Wat doe je dan!?’ Ik heb natuurlijk altijd een thermosfles met thee bij me. Schminken met kamillethee gaat best goed. We zetten een toevallig rondslingerende ladder overeind (zodat ik de kleren niet op de grond hoefde te leggen) en begon het omkleed- en schminkverhaal. En daar is een van Penny’s grootste voordelen: omdat er ook geen enkel meubilair was, kon ik gewoon aan het bureautje schuiven om het kliederwerk te volbrengen.

De leegstaande winkel bevond zich vlakbij de roltrap richting de Action. Dus ik hoefde niet heel ver te lopen naar de meest lucratieve plek. Als Penny geboekt wordt kijken we natuurlijk altijd naar de mooiste plek, maar als ik er puur voor de giften zit, dan zit ik er puur voor de giften en vind ik de achtergrond net iets minder belangrijk dan het verloop van het publiek. Dat zijn allemaal dingen waar je rekening mee moet houden.

‘Waar blijven je anekdotes over oude mensen!?’ Er was een oudere dame. Er waren heel veel oudere dames, maar er was er eentje heel bijzonder. Ze droeg een grote donkerrode tas bij zich. Geen schoudertas, geen boodschappentas, maar gewoon een grote, donkere, rode tas. Volgens mij was hij van leer of nepleer en er zat een hengsel aan de bovenkant, maar ook twee ringetjes aan de zijkanten waar een (waarschijnlijk bijpassende) riem aan bevestigd kon worden zodat deze over de schouder gedragen kon worden. Ze droeg de tas dan weer hangend aan haar arm, dan weer onder haar arm geklemd. Hoe ik dat weet? Nou, ze heeft toch zeker een half uur naar me gekeken. En ik ben heus wel wat gewend qua mensen die de tijd nemen, maar op een gegeven moment begin ik me af te vragen wat ik nog te bieden heb. Maar zij bleef staan. In het begin nieuwsgierig. Wat is het? Wat doet het? Ik zag de vragen over haar gezicht glijden. Als mijn gezichtsveld een klok is zag ik haar voor het eerst om één uur. Toen schoof ze naar half tien. Ik draaide mijn hoofd met haar mee. Toen dacht ik, nu gaat ze naar de Action, want ze liep vlak langs me op, maar ze ging om drie uur staan, op misschien twee meter afstand en ik draaide mijn hoofd naar haar toe. Ik gaf haar een gedicht, ze bekeek het en deed het in haar tas. Ze keek naar me en ik keek terug. En steeds als ze iets hoorde of iets anders zag, keek ze even om of op en dan keek ze weer naar mij. Het klinkt onwaarschijnlijk maar het was ongelooflijk spannend! Ze keek me recht aan. Niet indringend, sommige mensen kunnen penetrant kijken, sommige mensen denken dat ze leuk zijn en gaan op zoek naar je blik, maar zij keek gewoon. Of ze het mooi vond kon ik niet ontdekken. Of ze het raar vond ook niet. Lelijk vond ze het niet, anders was ze weggelopen. Het was bijna, BIJNA uitdrukkingsloos. Ze liep terug naar elf uur en ging weer staan kijken. Weer heel lang. Weer nèt zonder ongemakkelijk te worden. Toen liep ze opeens weg! Tien uur, negen uur, acht uur en verder kon ik mijn hoofd niet draaien. Weg was ze opeens! En dan zit je daar. Je denkt iets op te bouwen met iemand en dan loopt diegene zomaar weg! Dat zijn van die gekke dingen die je meemaakt en waar ook een hele lading gevoel bij hoort. En omdat je niks kan zeggen en niks doet, krijg je ook alle tijd om daarover na te denken en alles echt te voelen. Werd er bijna verdrietig van, zo abrupt was het.

Gelukkig kwam ze na vijf minuten weer aanlopen en begon het hele ritueel opnieuw. Links, rechts, kijken, kijken, nog een beetje kijken, om zich heen kijken, de tas nog wat steviger tegen zich aan trekken. En toen… was de tijd aangebroken dat ze echt weg moest. Blijkbaar. Dat merkte ik omdat ze de vorige keer weggelopen was en niet meer om had gekeken, maar deze keer liep ze een andere gang in (om elf uur zeg maar) en om de vier, vijf passen draaide ze zich om en… surprise… bleef ze even staan en het was een diepe gang! Aan alleen al één kant kon ik zo vier of vijf winkels onderscheiden. Ik schreef eerder dat dit alles een half uur geduurd heeft, maar het was ècht langer. En het duurde ook al lang voor ze echt helemaal uit zicht was, maar we bleven naar elkaar kijken! En toen was ze weg en was het klaar. Wilde avonturen joh, als levend standbeeld.

Toen kwam zaterdag. Zaterdag was een kutdag. Zo’n dag dat je allebei, onafhankelijk van elkaar, het gevoel hebt dat er iets niet in de haak  is en dat je dan tóch naar de locatie gaat, terwijl het eigenlijk beter is dat je gewoon in je nest blijft liggen. De opbrengst was goed hoor, maar toen we ons meldden bij de servicebalie van de Albert Heijn zag ik aan het gezicht van het meisje (die met haar baas aan het bellen was om mij te melden) dat er iets mis was gegaan met de communicatie. En ik denk dan meteen: ik ben teveel, ik wil naar huis. Maar ja, dan draai je sowieso verlies, want de benzinekosten zijn al gemaakt. Dus toch maar even op de manager gewacht. Die was, als altijd, ontzettend vriendelijk. Nou zijn AH-managers altijd wel vriendelijk, maar deze is echt van het kaliber dat hij zelfs meedenkt met mensen die eigenlijk geen geld in zijn laatje brengen. Zoals ik. Wat was het geval? De ruimte waar ik me eerder om mocht kleden was in gebruik voor de BHV-cursus. Of het geen probleem voor me was als ik bij hem op kantoor terecht kon, hij was toch in de winkel. Ik wou dat ik hem kon laten zien waar ik me een dag eerder om had gekleed, geen probleem dus. Toen het volgende obstakel. In het kader van de treinactie hadden ze iemand uitgenodigd die een demonstratie ging geven met modeltreintjes (OH FUCK YEAH) en die stond dus met zijn tafel op ‘mijn plekje’, aldus de manager. (Lief of niet?) Maar ik ben niet iemand die persé op ‘mijn plekje’ moet zitten, ik wil ook best helemaal ergens anders of gewoon een stukje verderop, geen probleem. Toen dat ook uit de lucht was ging hij de vloer op en zette ik mezelf in de verf.

Niet veel later kwam hij terug, Penny stond klaar om de winkel in te lopen. Of ik misschien ook even boven wilde gaan zitten. Het is een winkelcentrum dat uit twee lagen bestaat, ik leg het even uit, de AH en de Jumbo zitten allemaal op het niveau van de parkeergarage en boven zaten ook nog allemaal winkels, maar dan niet overdekt. Dus ik legde uit dat ik dat wel wilde doen, maar omdat het koud was (en het was berenkoud die dag) zou het waarschijnlijk rustiger zijn daar. ‘Maar die betalen als winkelier wel mee aan dit optreden’ zei hij toen (scheepstoeter) PEPPPP PEPPPP PEPPP! Hoorde u nou ook die naald over die draaiende plaat wegtrekken? ‘Ehm, ik sta voor niks eigenlijk, ik moet het qua opbrengst hebben van wat de mensen in mijn spaarpotje doen, dus als u het niet erg vindt zit ik liever warm en binnen waar het druk is.’ Zijn mond viel open. ‘Alle vorige keren ook?’ Ik knikte. Zijn houding veranderde, wat helemaal niet hoefde, maar het was wel lief van hem. ‘Nee joh tuurlijk, tuurlijk, ga lekker binnen zitten. Heb je een kaartje of zo, want je doet zo je best, misschien kunnen we je een keertje echt boeken. Oh ja. We hebben nog een probleem, Mark Rutte komt zo.’

Die zag u niet aankomen hè? Nou ik kan u vertellen: ik ook niet. Dus èn een modelspoorbaan èn Mark Rutte en zijn gevolg. Oké. Nou ja. Ik stond al in de startblokken, dus ik ben maar gegaan. Maar dat deze dag heel anders zou lopen dan anders, dat stond nu al vast. En wat zeggen we dan? Als de reiskosten er maar uit zijn!

De meneer van de modelspoorbaan vond het prima dat ik een beetje bij hem in de buurt ging zitten. In de buurt van de Gall&Gall, niet te dicht bij de entree. ‘We bijten elkaar niet, niet waar?’ Mooi zo, een goed begin is het halve werk. Toen kwam al snel het eerste groepje beveiligers. Die gingen het, in mijn zicht, uitgebreid hebben over mij. Het was alsof ze lootjes trokken wie mij aan zou moeten spreken. Uiteindelijk gebeurde het. Of ik me wilde verplaatsen. Maar natuurlijk wil ik dat. Ik ben burgerlijk gehoorzaam en zeker in dit geval snap ik het. Dus zowel ik als de meneer van de modelspoorbaan verschoven een stuk. Niet veel later kwam het andere groepje beveiligers. Zelfde verhaal, alleen spraken ze nu niet met elkaar, maar in de draadjes die uit hun oren hingen. Of ik me wilde verplaatsen. Maar natuurlijk. Braaf. Verplaatst. De tafel met de modelspoorbaan werd de winkel ingerold. Toen kwamen de mannen in nette pakken. Zelfde verhaal. Braaf. Verplaatst. Toen kwamen de undercover mensen. De mannen met de hippe modejassen (die ik persoonlijk altijd meer op vuilniszakken vind lijken). Die bespraken mij. In mijn gezichtsveld. En regelden anderen om mij aan te spreken. Verplaatsen. Tuurlijk, geen probleem. Ik schoof de tafel nog verder naar links en zag hoe de modelspoorbaan in de verte weer werd ingepakt.

Ik begon bij de ene ingang en eindigde bij de andere ingang. En tussendoor ontstond de buzz die je voelt als er iets staat te gebeuren. De onrust. De lokale pers dook op. Die interviewden de lokale VVD-leden die met trotse oranje sjaaltjes over de in dure broeken gestopte geruite blousjes en rode konen heen en weer begonnen te lopen. Het was bij de Keurslager te doen (want stel je voor dat dhr. Rutte gewoon bij de Jumbo soep zou gaan scheppen) en die bevindt zich op drie kwart van de gang, dus er ontstond al vrij snel een oponthoud. De nationale pers dook op. Toen de cameraploegen. En het is maar één gang, van links naar rechts, dus het was nogal een onrustige toestand als je daar ook nog de mensen bij optelt die hun weekendboodschappen aan het doen zijn. Plus de groepjes kinderen waarvan er ook altijd eentje om een of andere rare reden een voetbal bij zich heeft. Ik probeerde rust te ademen. Rust. Maar na een uur of vier, vijf merkte ik dat ik opraakte. Ik dacht, ik hou het vol, misschien dat ik nog met dhr. Rutte op de foto kan, dat is toch mooie reclame voor Penny, maar het was niet duidelijk hoe laat hij aankwam en het duurde maar en het duurde maar. En toen ben ik maar gestopt. De kinderen werden vervelend, dus het was mooi geweest. Afgetaaid, kerel gebeld en afgeschminkt. Dat was de zaterdag.

Zondag was wel weer heel leuk. Ik zag eerder die week op de Facebookpagina van Walburg dat er een Pasar Malam plaats zou vinden en ik belde mijn connectie. Om in Walburg te mogen staan hoef ik namelijk alleen maar boekhandel Hyperion te bellen (koopt daer uwen boecken ende tijdsgriften), die zegt altijd ja en daarmee is die kous af. Heerlijk ongecompliceerd. Dus ik vroeg naar de organisatie. ‘Oh dat is Line-Up Events, hier is het nummer.’ Meteen gebeld, meteen leuk contact, meteen van alles geregeld en hup, zo stond de waarzegster op een prima plekje naast de cakeversierdinges. Het was niet heel druk, maar dat hoefde niet, na twee intensieve Pennydagen was ik blij dat ik even ontspannen kon zitten en ouwehoeren met mensen. Het liep gesmeerd, bijzondere gesprekken en de laatste was, zoals mevrouw het zei ‘spot on’. In the pocket.

Nou en dat waren de dagen. Het was een beetje een pechweek, want ik had een sollicitatie lopen voor een baan op een bijzondere locatie en daar ben ik voor afgewezen omdat ik te ver weg woon. Het staan is net iets teveel gedoe om echt van rond te kunnen komen, het gaat eigenlijk net niet, dus ik ben verder gaan zoeken. Maar om dan afgekeurd worden op mijn Sliedrechts-zijn is wel een beetje zuur. Dus vandaag ging ik even Gorinchem in om te speuren naar vacatures, maar ook daar mocht het niet baten. Nergens zoeken ze toevallig een leuk iemand. Druilerig keerde ik terug. <piep piep> Berichtje. Van Eveline van Living Sculptures, de moeder van Penny. Een boeking! Een echte eerste voorjaarsboeking! Voor 25 maart en ook nog eens in de buurt, dus wie weet is deze boeking wel voortgekomen uit een van mijn zit-acties! Zie, het tij keert. Alleen natuurlijk nooit op het tempo dat ik wil. Geduld…

Net hebben we het besluit genomen dat Penny morgen voor het eerst weer naar buiten gaat. Het is mooi geweest met de winter. En aan wie ben ik die eerste stappen verschuldigd? Aan mijn lievelingsomkleedwinkel natuurlijk. Holland & Barrett in Dordrecht. De verliezen steken we in de ene zak, de overwinningen in de andere. De appelboom vertoont haar eerste groene knoppen. Kom maar lente, kom maar.

De foto’s zijn van Jos Wesdijk (Jos, als je dit leest: heel hartelijk dank, een prachtige weergave van mijn dag!) en je ziet goed hoe ik steeds een stukje verderop sta. De jongetjes die om mij heen staan, staan niet veel later met dhr. Rutte op de foto.

Vindt u mijn verhaaltjes leuk? Zou u mensen dan willen attenderen op dit weblog en of op mijn website? joswesdijk01joswesdijk02joswesdijk03joswesdijk04

gemiddeld

‘Werk jij maar drie dagen in de week?’ Mag ik bij deze even gedetailleerd uit de doeken doen wat er alleen al wat betreft de organisatie komt kijken bij een gemiddeld bezoekje van Penny aan een gemiddeld winkelcentrum? Keizerswaard en Walburg zijn inmiddels een appje verwijderd (en dus ook niet gemiddeld), maar er zijn gevallen…

De meeste winkelcentra zijn namelijk achter de schermen aangesloten bij grote internationale bedrijven. Met bijbehorende grote internationale regels. Die zie je in de praktijk niet, maar als je als levend standbeeld een dagje wil gaan zitten, dan krijg je ermee te maken. Nou heb ik gelukkig in december al eerder in het winkelcentrum gezeten waar ik het nu over heb, dus er is mailverkeer geweest en in het mailverkeer stond een mobiel nummer. En omdat ik vandaag in een koeien-bij-de-hoorns-bui ben, heb ik niet eerst netjes kantoor gebeld, maar meteen rechtstreeks het mobiele nummer. Voicemail. In een prachtig Brabants accent kreeg ik te horen dat mevrouw nu niet aanwezig is. Begrijpelijk. Carnaval. Een beetje Brabander houdt in de agenda rekening met de nasleep.  Dus toen belde ik kantoor. Een vriendelijke mevrouw dacht eerst dat ze me verkeerd verstond. ‘…een levend WAT?’ Een levend standbeeld. Een theateract. ‘Oh, zoals op de Dam, wat leuk. Die dan zo…’ ik hoorde toe hoe ze in een freeze ging en het niet volhield omdat ze zo om zichzelf moest lachen. ‘Ja die, maar dan net iets anders.’ Ik vind de beelden op de Dam namelijk helemaal niks, maar dat heb ik haar niet verteld natuurlijk. ‘Ik zal je even doorverbinden.’ Ze verbond me even door. Tuut. Tuut. Tuut. Toen kreeg ik de voicemail van de Brabantse dame. Die er niet is, want: carnaval. Begrijpelijk. Dus opgehangen en opnieuw kantoor gebeld. Andere dame aan de lijn. Uitgelegd, ik wil als standbeeld in dat en dat winkelcentrum plaatsnemen, mag dat? Deze dame stond er nipt iets minder voor open, maar ze verbond me toch maar door. En ik kreeg: de voicemail van de Brabantse dame. Dus ik hing op en ik belde opnieuw. Kreeg ik de tweede dame aan de lijn. Uitgelegd: als u mij doorverbindt, dan krijg ik de voicemail van de Brabantse dame. En die is er niet. Want carnaval. Ah. Oh. Beetje geprikkeld. Oké. Ze zou me doorverbinden met iemand anders, ik zou een meneer aan de lijn moeten krijgen. Maar ik kreeg een mevrouw aan de lijn. Want de meneer was er even niet, maar als ze mijn gegevens had, dan zou zij ervoor zorgen dat hij me terug zou bellen. Dus ik gaf mijn gegevens door. Toen we klaar waren met het noteren van mijn gegevens was hij opeens wel weer beschikbaar. Of ik een momentje had. Dat had ik. Ik ben de moeilijkste niet. Ik heb plenty momentjes. Ik ben de oersoep der momentjes, er is geen bodem. Ze kwam terug aan de lijn. Het was oké, moest ik alleen even dit nummer bellen, van de organisatie van het winkelcentrum zelf, want dan zou daar een omkleedplek geregeld kunnen worden. Perfect!

Ik belde en kreeg een dierenspeciaalzaak aan de lijn. Situatie uitgelegd en nee, ik kon me eigenlijk niet bij hem omkleden, hij wist eigenlijk ook niet waar het dan wel kon en hij wist eigenlijk überhaupt niet wat de bedoeling was. Maar hij had wel het nummer van de winkeliersvereniging. Kijk! Daar hebben we wat aan. Dus ik belde de winkeliersvereniging, een mevrouw van een kledingwinkel nam op. Dat de mevrouw die inderdaad voorzitter was van de winkeliersvereniging daar gewerkt had, maar dat was al heel lang geleden, dus tja, en daar omkleden kon ook niet, dus tja, toen wist zij het ook niet meer en ik eigenlijk ook niet, maar ja, daar zitten we dan, dus ik heb haar bedankt voor de moeite en hing op.

Toen dacht ik, fuck it. Ik ga gewoon winkels bellen om te vragen of ik bij hun terecht kon. Dus ik belde de Jumbo. Situatie uitgelegd, ‘heeft u een momentje?’ ‘Ja hoor, plenty momentjes.’ Ondertussen hoorde ik dat er klanten werden geholpen, dat er werd afgerekend en even dacht ik, ze zijn me vergeten. Maar daar was ze weer. ‘Het zou wel kunnen, maar we hebben alleen een wc.’ ‘Heeft u dan geen kantine waar ik eventueel terecht zou mogen?’ ‘Nee dat hebben we niet.’ LIEGEBEEST ‘Oké, geen probleem, bedankt.’

Toen naar de website van het winkelcentrum. Op goed geluk een gezondheidswinkel gebeld. Daar was ècht geen plek MAAR hij had wel het nummer van de meneer van de beveiliging. KIJK! Mensen in gezondheidswinkels. Daar heb je tenminste wat aan, die denken mee. Dus ik belde de meneer van de beveiliging. In heel goed bedoeld, maar heel onduidelijk Nederlands ving mijn gesprek met de beveiligingsmeneer aan. Gelukkig had ik begin december al een keer in het winkelcentrum gezeten en dat wist hij nog. ‘De mevrouw van de stilzit.’ ‘Ja die!’ ‘Die met die bankje.’ ‘Ja die!’ ‘De mevrouw met het gele gezicht.’ …que? ‘Ja klopt! U weet het nog, wat leuk!’

Puntje bij paaltje komt het goed. Ik mag me bij hem melden en dan regelt hij een omkleedplek voor me. ‘Met stromend water?’ ‘Komtgoed komtgoed.’ ‘Waar ik me om mag kleden en spulletjes achter kan laten?’ ‘Komtgoed komtgoed.’ Ahhhhhhh… Love my job. En dit is dus het geregel voor één dag hè?

 

En dan zit je eindelijk, de eerste woordjes sijpelen uit je ganzenveer, je hart komt langzaam tot rust… en dan is er altijd iemand die doodleuk zegt: ‘zo wil ik ook wel mijn geld verdienen, beetje stilzitten’.  

 

Oeteldonk & Lampegat

Het WAS me een dag! Ik ben echt van het ene wondertje in het andere gedonderd en ik ga gewoon alles vertellen. Zaterdagavond ging ik naar ’s-Hertogenbosch, want kerel verdiende een dagje uitslapen en de treinen vertrekken hier op zondag pas heel laat, al met al een goed excuus om een nachtje te logeren bij lieve vriendin C.

Maar… lieve vriendin C. heeft twee katten en ik ben best allergisch voor katten. De woonkamer moet een tegelvloer hebben en iedere dag gezogen en gedweild worden wil ik niet binnen een uur met een dichte neus of een kriebel in mijn keel zitten en ik heb op de een of andere manier maar weinig mensen om me heen met strak ingerichte huizen. Ik snap het ook niet, ik ben zelf namelijk wel zo’n opgeruimd type. Maar goed. Soms weeg je dingen af en ik had wat voorzorgsmaatregelen genomen (pilletjes en een klein blikje cola).

Nou was het sowieso al een wondertje om afgelopen zaterdagavond door ’s-Hertogenbosch te mogen lopen, want ik hou sowieso van de stad, maar met carnaval lijkt mijn hart een confettikanon: het ontploft om de haverklap en dan komt er rood-wit-gele confetti uitvliegen. Zelf kan ik niet carnavallen, je moet je er mee opgegroeid zijn en dat ben ik niet. Ben al behoorlijk teut na twee biertjes, maar mens, wat vind ik het een mooi feest. De rituelen, de bandjes, de mensen, hoe de stad versierd is, ik hou er van. En al helemaal als ik dwars door het feestgedruis moet om bij een vriendin aan te komen en ik even later de drukte achter me laat, op de Orthenbrug sta, de lichtjes in het water van de Zuid-Willemsvaart zie dansen en in de verte een kapelleke ‘Brabant’ van Guus hoor spelen. Dan kan je me dus opvegen. Het is dat kerel er niet bij was, anders was dat het summum van geluk geweest.

Een groter wonder geschiedde niet veel later: ik blijk dus as we speak over mijn kattenallergie te groeien. Er kwam wel een klein kriebeltje, maar daar bleef het eigenlijk bij. Ik heb zelfs bij C. in bed geslapen (haar man is een Krab en was aldus in Krabbegat) mèt een van de poezen aan het voeteneind en de ander lag bij haar en ik heb nergens last van gehad! Ja van de patat eerder op de avond, maar dat heeft niks met de allergie te maken. Maar dat is dus gek hè? Dan kom je ergens, je verwacht een bepaalde lichamelijke reactie en die blijft uit. Een beetje zoals naar de tandarts gaan, bang zijn, zeker weten dat hij moet boren en met de tandsteenhaak aan de slag moet… en dat hij vervolgens zegt dat het oké is en dat je mag gaan. Dan zit je dus met een lading gevúúl dat nergens heen kan. We zijn nu tot de conclusie gekomen dat ik niet allergisch ben voor de katten maar voor haar man.

In die diffuse toestand vertrok ik de volgende ochtend in alle vrúúgte naar het station. Omdat de Prins om 11:11 zijn intrede zou doen en het dan lastig zou zijn om bij de treinen te komen, bedacht ik me dat ik er beter heel vroeg kon zijn en even moest wachten, dan op tijd aankomen en vervolgens in de mensenmassa klem komen te zitten. Maar het Oeteldonks station is natuurlijk de hele nacht open deze dagen en het wemelde dan ook van de lui die de laatste trein gemist hadden. En dat zijn dan geen beleefde mensen, maar lui die ècht teveel op hebben en liefst ook eigenlijk niet tegen alcohol kunnen. Die komen natuurlijk als fladderende motten op het licht van het station af. Dus al vrij snel besloot ik, nadat ik me achtervolgd voelde door een stinkende banaan, dat ik beter op een donker perron kon zitten dan op de Passerelle. En om de tijd te doden pakte ik pen en papier en doken er een paar Engelse gedichtjes op! Ha! Engels! Het derde wondertje!

Eenmaal in Lampegat waren de collega-beeldjes de sokkels al aan het plaatsen en trokken we ons terug om om te kleden. Meneer pastoor kwam nog langs en sprak de tekst door waarop wij ons dingetje mochten doen (we kregen zogezegd een privémis) en toen was het tijd om de blinddoek om te doen. Dag Lampegat! Dag wereld!

We zouden tijdens de mis op muziek de zaal in mogen lopen en daarbij zouden we begeleid worden door aardige dames met prachtige hoeden met pauwen erop. ‘Behalve nummer 4, wie is er nummer 4?’ we hadden afgesproken dat ik nummer 4 was dus ik stak mijn hand op. ‘U wordt begeleid door de stadsdichter.’ …wèh? Het is goed dat ik een blinddoekje droeg, want m’n ogen rolden bijna uit hun kassen toen ik dat hoorde. Ik. Begeleid door de stadsdichter van Eidhoven. Nah. U voelt ‘em? Wondertje nummer… 4!

We werden begeleid, geplaatst en daar stonden we. Ik kon de anderen niet zien, want we stonden op een rij pal voor het podium en ik was bang dat ik, als ik teveel opzij zou kijken, van m’n meterhoge sokkel zou donderen. Dus ik zag niet hoeveel ze bewogen, wat ze deden en ik zag ook niet hoe het publiek op hun reageerde. Het publiek was voor mij één grote wazige massa met hier en daar een opvallende pruik of hoed. Alleen onder mijn blinddoek zag ik af en toe wat mensen voorbij lopen en als ik vervolgens gekriebel aan mijn neus voelde, dan wist ik dat het de prins was of iemand uit zijn gevolg, want dan streelden de veren langs mijn gezicht, maar verder: niks. Ik kon alleen maar luisteren en voelen en het was prachtig. Af en toe was het zwaar, het weegschaaltje en het zwaard werden natuurlijk zwaarder en zwaarder, maar ach, dat ene uurtje was het goed te doen. De muziek, de liedjes, de mis. En toen legde iemand haar warme hand op mijn heup. Het was de stadsdichter en het zat er al weer op. Afschminken, omkleden, opruimen. De collega’s uitgezwaaid. En toen, met zwart omrandde ogen, maar een goud omrand hart naar huis. Toen de trein over de Merwede reed en de woonwijken van Sliedrecht verschenen overviel me een bitterzoet gevúúl. Wisten ze dit maar van hun dorpsdichter. Dat ze als Justitia onderdeel was van de Lampegatse zondagsmis. Kerel haalde me op en toen we uitstapten liepen er net een echtpaar voorbij. In nette, zwarte kleding, de dame met een hoedje op. ‘Goedemiddag’ zei ik, maar ik kreeg een afkeurende blik. Kerel stond bij de voordeur en gooide me mijn rood-geel-witte sjaal toe. Wondertjes nummer 5-100.